

De gewone bosspitsmuis (Sorex araneus) is een algemene soort die in een groot deel van Nederland voorkomt, al is hij in het westen aanzienlijk algemener. De vacht op de rug is meestal donkerbruin en op de buik grijzig wit. Tot hoog op de flank zit vaak een zone met een kleur die tussen de kleur van de rug en de buik in zit. Verwarring met andere spitsmuizen kan gemakkelijk optreden en de tweekleurige bossppitsmuis is op uiterlijke kenmerken niet te onderscheiden.
Herkenning
Afmetingen
lengte kop-romp: 55-85 mm.
lengte staart: 32-57 mm.
gewicht: 6-13 gr.
Uiterlijk
De gewone bosspitsmuis heeft een driekleurige vacht. De bovenzijde is donker tot zwartbruin, de flanken zijn lichter bruin en de buik is grijswit. Tussen de verschillende kleuren is een geleidelijke overgang. In de winter is de vacht donkerder en langer dan in de zomer. Tijdens de verharing in de herfst verschijnt de lange, donkere wintervacht het eerst op het achterlijf en in de lente verschijnt de korte, lichtere vacht het eerst op het voorlijf. Jongere dieren zijn bruiner en hun poten zijn donkerder.
De gewone bosspitsmuis heeft een spitse kop met kleine donkere ogen, lange snorharen en een donkere neusspiegel. De oren zijn grotendeels in de vacht verborgen. Hij heeft scherpe tanden. Zijn staart is korter dan het lichaam, is tweekleurig en heeft aan het uiteinde een kwastje. De staartharen worden niet vervangen, waardoor bij oudere dieren de kwast versleten is en de staart zelf vrijwel kaal is. Hij heeft aan alle poten vijf tenen met scherpe nagels.
Sporen
Spitsmuizen laten weinig makkelijk waarneembare sporen achter.
Gelijkende soorten
De gewone bosspitsmuis is zonder ervaring met alle soorten spitsmuizen te verwarren.
Op grond van uiterlijke kenmerken is de gewone bosspitsmuis niet te onderscheiden van de tweekleurige bosspitsmuis.
De gewone bosspitsmuis is qua kleur variabel en kan sterk lijken op de dwergspitsmuis. De hele set van kenmerken moet bekeken worden om deze soorten van elkaar te onderscheiden. Let vooral op de hoogte van de demarcatielijn, kleur van rug en buik, lengte van de staart ten opzichte van de lichaamslengte, insnoering aan de staartbasis en het formaat van het dier.
Omdat zowel de gewone bosspitsmuis als de waterspitsmuis variabel zijn qua kleur, kunnen de soorten op elkaar lijken. Ook kan de gewone bosspitsmuis witte vlekjes bij zijn oog/oor hebben. De waterspitsmuis is over het algemeen donkerder gekleurd, is groter, heeft een langere staart, veel grotere achterpoten en een veel dikkere snuit.
Determinatie
Voor de in Nederland voorkomende muizen (ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen) heeft de Zoogdiervereniging in samenwerking met Naturalis de soortzoekers gemaakt om mensen te helpen bij de determinatie van deze lastige groep zoogdieren. Selecteer links in beeld de waargenomen kenmerken, waarna enkel nog de soorten worden getoond die hieraan voldoen.
Er zijn voor muizen drie soortzoekers gemaakt:
Ecologie
Leefgebied en verspreiding
De gewone bosspitsmuis komt in allerlei soorten graslanden en bossen voor als er maar een bodembedekkende vegetatie aanwezig is. Vooral in hoog grasland, varenbossen, heggen en struwelen komt hij voor, maar ook in akkers, bermen, heide, duinen, rietvelden, parken en tuinen. In moerassen en zandige gebieden met een losse bodem komt hij niet voor.
Het verspreidingsgebeid van de gewone bosspitsmuis strekt zich over vrijwel geheel Europa uit, behalve het Iberisch schiereiland, in Ierland en het grootste gedeelte van Frankrijk. In het oosten komt de soort voor tot aan het Baikalmeer. In de Alpen komt de soort voor tot op 2500 m hoogte. In Nederland komt de gewone bosspitsmuis vrijwel overal voor. Alleen op de Waddeneilanden komt hij, met uitzondering van Terschelling, niet voor. Ook op de zandgronden van de Veluwe, Utrechtse Heuvelrug en de Kempen ontbreekt hij. De gegevens over de verspreiding van de gewone bosspitsmuis berusten voornamelijk op braakbalvondsten.
Leefwijze en voedsel
De gewone bosspitsmuis leeft solitair en is zowel overdag als ‘s nacht actief. Hij is dan constant op zoek naar voedsel, waarbij hij vaak piept. Hij verbruikt zoveel energie dat hij al na drie uur zonder voedsel van de honger sterft. Elke twee uur houdt hij een korte rustpauze. In de winter leeft de gewone bosspitsmuis ondergronds en de rest van de tijd leeft hij ook grotendeels ondergronds. Zijn zichtvermogen is slecht, maar zijn reukvermogen en tastzin zijn wel goed ontwikkeld. Hij kan zwemmen en klimmen.
De gewone bosspitsmuis eet zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Hij foerageert in de bodem, tussen het bladafval of in smalle gangen tot een diepte van 10 cm, die hij zelf graaft of die door andere kleine knaagdieren zijn gemaakt. Hij vindt zijn voedsel met behulp van zijn reukvermogen en eet op en in de strooisellaag levende dieren zoals kevers, pissebedden, wormen, spinnen en slakken. Ook doodt en eet hij soms andere kleine zoogdieren (waaronder soortgenoten) en hij eet ook met name de ogen en hersenen van grotere dode dieren. Daarbij eet hij zaden van naaldbomen en ander plantaardig materiaal. Per dag eet een bosspitsmuis 80-90% van zijn lichaamsgewicht aan voedsel.
Territorium en verblijfplaats
De gewone bosspitsmuis heeft een territoriumgrootte van 400-650 m2. Deze grootte is vooral van belang in de winter, wanneer er minder voedsel te vinden is. Een bosspitsmuis duldt geen soortgenoten in zijn territorium, behalve voor een korte periode in de paartijd. Het territorium wordt afgebakend en soortgenoten worden met veel gekwetter geweerd. In het najaar verdringen jonge spitsmuizen de oudere dieren uit hun territorium.
De gewone bosspitsmuis gebruikt een hol als verblijfplaats. Meestal worden hiervoor oude muizenholen gebruikt. Het hol heeft een doorsnede van 2,5 cm en bevat een kom- of bolvormige nest. Soms is de aanwezigheid te ruiken aan de ingang van het holletje. Voor de ingang ontbreekt de zandwaaier zoals bij vers gegraven holletjes van muizen die wel zelf graven.
Voortplanting en leeftijd
De voortplantingstijd loopt van april tot augustus. Mannetjes en vrouwtjes leven dan samen. Tijdens de paring houdt het mannetje het vrouwtje stevig bij haar nekharen vast. Na een draagtijd van circa 3 weken, worden er 1-9, maar gemiddeld 5-6 jongen geboren. Als de jongen 1 week oud zijn, gaan ze al met hun moeder mee op voedseltocht en na ongeveer 23 dagen zij ze zelfstandig. Vanaf april zijn de vrouwtjes vrijwel continu zwanger. Jonge dieren nemen pas in het volgende voorjaar deel aan de voortplanting. Een gewone bosspitsmuis wordt maximaal 14-16 maanden oud, waarbij hij nooit zolang leeft dat hij een tweede winter haalt.
Waarnemen
Geluid
Tijdens bezigheden is een zacht gekwetter te horen en ook sissende en zingende geluiden. Bij confrontaties met soortgenoten is een schril en luid gepiep te horen, wat klinkt als tsie-tsie-tsie. In de winter maakt hij minder geluid.
Vraatsporen
Afgebeten vlindervleugels of leeggegeten slakkenhuisjes, op verborgen plekjes onder planten of rommelhopen, kunnen wijzen op gewone bosspitsmuis, maar ook op een andere spitsmuissoort.
Uitwerpselen
Uitwerpselen van de gewone bosspitsmuis zijn 1-4 mm in doorsnede en 2-15 mm lang. Ze zijn donkerbruin tot zwart en bevatten veel chitinedeeltjes (van dekschilden van kevers). Ze zijn gedraaid en een uiteinde is puntig en de andere is afgerond.
Loopsporen
Spitsmuizen laten maar zelden pootafdrukken achter vanwege hun geringe gewicht en het feit dat zij vooral in de blad- en kruidlaag hun voedsel zoeken. Bovendien zijn ze moeilijk op soort herkenbaar. De pootafdrukken van de gewone bosspitsmuis zijn voorvoet zijn zowel 8 mm breed als lang en die van de achtervoet zijn zowel 10 mm breed als lang.
Vangen
Gewone bosspitsmuizen zijn makkelijk te vangen met life-traps. Het vangen van een gewone bosspitsmuis is overigens niet zomaar toegestaan, hier is een ontheffing voor nodig.
Braakballen
Prooiresten worden gevonden in braakbalen van (kerk)uilen.